Grondwet, artikel 120:De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen


Voorstel voor Toetsingsrecht

De soevereiniteit van de Wetgever en de Staat diende — sinds 1798 (Staatsregeling van de Betaafse Republiek), 1806 (koning Lodewijk Napoleon Bonaparte), 1814 (koning Willem I van Oranje-Nassau), 1848 (Grondwet) — de absolute positie van de Koning en de beleidvormende rol van de leden van de Staten-Generaal en regering. Deze soevereiniteit waarborgt de rechtsstabiliteit van het land. Gezamenlijk met het legitimiteitsbeginsel, verwoord in de attributie en delegatie van machten aan openbare lichamen en ambtelijke functies, is de Grondwet (e.a.) een cruciale schakel tussen Koning en (algemene) wetten.

Anno 1953 (toenmalige art. 60 Gw), 1983 (Herziene Grondwet), 1989 (Kieswet) en 2015 is de positie van de burger binnen de democratische rechtstaat verschoven; de burger verlangt meer inspraak en verantwoordelijkheid. In internationaal verband zijn de Mensenrechten (i.c. EVRM, IVBPR, UVRM) een zeer prominente rol gaan spelen. Vanwege het in Nederland opererende toetsingsverbod, wordt de rechtzoekende burger verplicht zich te beroepen buiten de Nederlandse wet. Vanuit rechtsperspectief van de burger en jurist is de positie van de Grondwet een 'dode pier' (Brenninkmeijer) geworden.

Met de verschuiving van een toetsingsverbod naar toetsingsrecht, verschuift de hoogst beroepbare wet weer naar het Nederlands recht en herbevestigt het de soevereiniteit van de Nederlandse Staat, de beroepbaarheid van burgerrechten (welke niet/niet-synoniem/indirect gedekt worden door EVRM) en de fundamenten van staatsinrichting.

Met een toetsingsrecht krijgt zowel de Staat, de burger en de rechter weer de volwaardige en controlerende macht die de gelijkwaardigheid in onze democratische rechtstaat garandeert, zoals Montesquieu met zijn Trias Politica bedoelde. Ook de soevereine positie ten opzichte van Europa verplaatst van een zwakke naar een individueel sterke onderhandelingspositie. Toetsing door de rechter sluit niemand uit, zowel nationaal als internationaal, maar reduceert het machtsspel en de lobby tot een 'gesprek van argumenten'.

Het huidige toetsingsverbod werkt voorbij haar doel, met als gevolg dat er amper jurisprudentie is ontwikkeld op het gebied van de Grondwet. De burger kan zich niet beroepen op de rechten die ze denkt te hebben.

“Zonder rechter geen rechten — zonder wet geen straf(gevolg)„

Om een toetsingsrecht mogelijk te maken — variërend van beperkte toetsing, zoals het wetsvoorstel van mevr. Halsema (TK 32 334) en de visie van de VrouwenPartij, tot volledige toetsing — moet er gekeken worden naar de randvoorwaarden. Er dient een Wet Constitutionele Toetsing (omwille c.art. 120b Gw) te komen waarin de huidige toetsing door AARvS en Staten-Generaal wordt gecodificeerd. Hieraan toegevoegd de schrapping van de beperkingen wie het initiatief tot toetsing mag nemen en/of het openstellen van de gang naar de Vierde Kamer van de Hoge Raad. Dit alles uitgebreid met de "strafbepalingen" en daadkracht voor de uitspraak-doende-rechter. Evenals de definitieve afsplitsing van ABRvS tot zelfstandig en onafhankelijk rechtsorgaan.

Hieronder vind u mijn voorstel voor Toetsingsrecht, waar "c.art." staat voor "concept artikel":

Toetsingsrecht (c.art. 120 Gw)

Op verzoek treedt de rechter in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Beperkingssystematiek (c.art. 120a Gw)

  1. Beperkingen van grondrechten gaan niet verder dan het doel van de beperking vereist.
  2. De kern van grondrechten wordt niet aangetast.
(Bron: Rapport Staatscommissie Grondwet, 2010) (EVRM art.18, art. 3:3 Awb) (verbod op détournement de pouvoir)

Constitutionele Toets (c.art. 120b Gw)

  1. Ieder artikel en wet dient uitgebreid getoetst te worden aan de Grondwet, op meerdere momenten:
    1. advies door de Raad van State in navolging van art. 82 Gw,
    2. in de behandeling van de wet door de Staten-Generaal,
    3. (i.c. c.art. 120 Gw) op verzoek bij en door de rechter.
  2. De wet omschrijft de minimale competentievoorschriften, doelcriteria en procedurevoorschriften. Hierbij wordt gekeken naar proportionaliteit, geschiktheid, noodzakelijkheid, evenredigheid; waarborging van het kernrecht; internationale verdragen (art. 91 t/m 94 Gw) en Grondwet (i.c. c.art. 120 Gw); invloed op, rol en integriteitspositie van betrokken rechtspersonen; de relatie en interactie met andere artikelen; en verder bepaalde criteria.
    [⇒ Wet Constitutionele Toetsing]
  3. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake (lid 2) alleen aannemen met ten minste tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen. [i.c. art. 63 Gw]
  4. Ter uitbreiding van de Memorie van Toelichting wordt de Constitutionele Toets (lid 2) volgens bij wet gesteld model opgesteld en gepubliceerd. Jurisprudentie zal de invulling van het model verder aanvullen.
    [⇒ Wet Constitutionele Toetsing, ⇒ Wet Open Overheid]
  5. Wijzigingen van wet onder bescherming van art. 63 Gw wordt bij voorbaat getoetst door de onafhankelijke rechter.
    [Bescherming belangen buiten art. 50 Gw & bestrijding schijn van corruptie]

Hardheidsclausule (c.art.120c Gw)

Iedere Nederlander heeft het recht om in zijn/haar individuele geval de hardheid van wetgeving door de rechter te laten toetsen aan de grondwet.

— © 2015-2016 Sent G. Wierda, toetsingsrecht.nl, 24 oktober 2015, ...